Lamartine (1790-1869)
Alphonse Marie Louis de Prat de Lamartine is een Frans dichter van de romantische richting. Geboren te Mâcon op 10 oktober 1790, overleden te Parijs op 28 februari 1869. Opgevoed door een heel gevoelige moeder. Zijn leven is in drie periodes in te delen, waaraan zijn verschillende literaire manieren beantwoorden.
Tot 1830
Na voltooiing van erg middelmatige studies te Lyon en Belley, brengt Lamartine enkele jaren dromend, reizend en lezend door (Racine, J.-J. Rousseau, Shakespeare, Milton, Ossian, de Bijbel, enz.). In oktober 1816 ontmoet hij te Aix-les-Bains Mme Charles (=Elvire), die het jaar daarop sterft en verder zou leven in zijn kunst.
In 1820 verschijnen de Premières Méditations poétiques, die een nieuwe lyrische periode in de Franse literatuur inluiden en door Lamartine niet meer zouden overtroffen worden. In 1823: Nouvelles Méditations poétiques en La Mort de Socrate. In 1825: Dernier Chant du pélerinage d’Harold.
1830-1848
De tweede periode (Lamartine was ondertussen getrouwd met een Engelse, Elisa Birsch) ziet zijn roem stijgen. Van secretaris bij de Italiaanse ambassade te Napels en te Florence, brengt hij het in 1833, na een tragische reis naar Griekenland en Palestina, tot volksvertegenwoordiger voor Duinkerken. Van dan af onluikt in hem het bewustzijn van een politieke zending. Als aanhanger van de gelouterde principes van de Revolutie, streed hij voor de bevrijding van de massa uit onwetendheid en bijgeloof, maar niet minder tegen het socialistisch illuminisme.
Uit deze tweede periode dagtekenen de Harmonies poétiques et religieuses (1830), esthetisch de mindere van de Méditations, maar ruimer naar de geest. Met Jocelyn (1836) en La Chute d’un Ange (1838) waagt Lamartine zich aan de moderne epiek in de zin van Byron. Zijn welsprekende Histoire des Girondins (1846) is minder belangrijk.
1848-1869
De derde periode, die begint met zijn politieke triomf in februari 1848 en zijn aanstelling tot lid van de voorlopige regering en Minister van Buitenlandse Zaken, omvat zijn geleidelijke politieke nederlaag en financiele ondergang. Zijn laatste werken zijn ook zwakker: Raphaël (1849), Geneviève (1851), Graziella (1852), Cours familier de littérature (29 delen 1856-1869).
Lamartine is voornamelijk lyrisch dichter. Zijn poëzie is enig wat de muzikaliteit van de taal betreft, al doet ze soms wat rhetorisch en omslachtig aan. Zij is de onovertroffen verwoording van de romantische weemoed. Zijn epische werken zijn minder: Lamartine schortte het aan epische adem.
Een algemeen religieus gevoel speelt een grote rol in zijn werk, met een tot pantheïsme neigende natuurverering.
Naître avec le printemps, mourir avec les roses,
Sur l’aile du zéphyr nager dans un ciel pur,
Balancé sur le sein des fleurs à peine écloses,
S’enivrer de parfums, de lumière et d’azur,
Secouant, jeune encor, la poudre de ses ailes,
S’envoler comme un souffle aux voûtes éternelles,
Voilà du papillon le destin enchanté!
Il ressemble au désir, qui jamais ne se pose,
Et sans se satisfaire, effleurant toute chose,
Retourne enfin au ciel chercher la volupté!
De vlinder
Geboren met de lente, gestorven met de rozen:
In een reine hemel drijven op de vleugels van de bries;
Gewiegd op buik van bloemen, nog nauwelijks ontloken,
Zich bedwelmen met geuren, met licht en hemelsblauw;
Schudden, in zijn jeugd nog, het poeder van zijn vleugels;
Wegvliegen als een zucht naar ‘t eeuwig hemelgewelf:
Dàt is van de vlinder het toverachtig lot.
Hij lijkt op het verlangen, dat zijn rust nooit vindt,
En zonder zich te verzadigen, aan alles even raakt,
Om tenslotte in de hemel zijn vervulling te gaan zoeken.
Vertaling: À la française 15/02/07