Charles Nodier speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Franse Romantiek. Hij is ten onrechte in het buitenland minder bekend dan zijn tijdgenoten Hugo, Musset, Lamartine, enz.
Hij werd geboren in Besançon in 1780. Als kind maakte hij de bloedige periode van de Terreur mee. Zijn vader was voorzitter van het revolutionair tribunaal van Besançon, en de kleine Charles was aanwezig bij meerdere onthoofdingen. In Smarra ou les Démons de la nuit zal één van de personages zijn eigen executie vertellen …
Een familievriend, Girod de Chantrans brengt de dertienjarige Nodier in contact met de natuurwetenschap, en brengt hem practische kennis bij over planten en insecten. Later zal Nodier hierover wetenschappelijke studies publiceren.
Vanaf zijn vijftiende begint Charles Nodier te schrijven, en hij wordt bibliothecaris van de school die hij bezoekt, l’École Centrale du département du Doubs. Zijn hele leven zal hij een overtuigd bibliofiel en -maan blijven. Op school is hij ook lid van het « geheime » literaire genootschap der « Philadelphes ».
Nadat hij in Besançon problemen had gekregen omwille van vermeende anti-jacobijnse opvattingen, verhuist Nodier in 1800 naar Parijs. De volgende jaren zal hij veel weg en weer pendelen tussen de hoofdstad en zijn geboortestad. Ook in Parijs krijgt hij last met de politiek. Hij verblijft er 36 dagen in de cel omwille van de anti-Bonapartistische ode La Napoléone.In 1808 kan hij in Dôle een cursus geven over filosofie, literatuur en natuurwetenschap. In datzelfde jaar huwt hij, en sterft zijn vader. Na nog diverse functies her en der in Frankrijk vestigt hij zich vanaf 1815 in Parijs. Hij maakt nog wel buitenlandse reizen, o.a. naar Schotland, Zwitserland en Spanje.
In 1824 krijgt hij de functie van bibliothecaris in de Bibliothèque de l’Arsenal. Daar verzamelen zich de Romantici rond Victor Hugo. Vier jaar later verhuist de groep voor zijn bijeenkomsten naar de woning van Nodier. Van dan af zal Nodier vooral nog in de schaduw van zijn beroemde tijdgenoten leven, ook al wordt hij in 1833 lid van de Académie française. Na zijn dood in 1844 wordt hij hier opgevolgd door Prosper Mérimée.
Pas een eeuw later wordt hij herontdekt als één van de groten van de fantastische literatuur, een genre dat hij al beoefent vóór het in Frankrijk populair wordt door o.a. de invloed van Hoffmann. In zijn werken verkent hij het overgangsgebied tussen realiteit en droomwereld, en hij vertelt op een bijna nuchtere manier een soms extreem onirische, haast demente, wereld. Op die manier is hij zelfs een verre voorloper van de surrealisten.
Een ander ingrediënt van de geslaagde literaire mengeling die Nodier ons opdient, is zijn efficiënt gebruik van pittoreske settings (zijn Trilby speelt zich bijvoorbeeld in Schotland af), die het fantastische aanvaardbaarder maken.
Nodier heeft enorm veel geschreven. Een kleine greep uit zijn omvangrijke oeuvre (de benaming « conte fantastique » zou je moeten vertalen als « griezelverhaal », « spookverhaal », allebei samen en nog veel meer …) :
1798 : Dissertation sur l’usage des antennes dans les insectes
1821 : Smarra, ou les démons de la nuit, « conte fantastique »
1822 : Trilby ou le Lutin d’Argail, « conte fantastique »
1823 : Essai sur le gaz hydrogène et les divers modes d’éclairage artificiel
1823 : Dictionnaire universel de la Langue française
1828 : Faust, drame
1830 : Histoire du roi de Bohême et de ses sept châteaux
1830 : De quelques phénomènes du sommeil
1832 : La Fée aux miettes, « conte fantastique »
1837 : Inès de Las Sierras
1842 : Description raisonnée d’une jolie collection de livres
1844 : Franciscus Columna