Albert Camus, Le malentendu
1e bedrijf
De moeder en Martha spreken over een reiziger die gaat komen, en die ze gaan vermoorden. Zo vernemen we wie die vrouwen zijn en hoe ze in hun onderhoud voorzien. Hun doel is om dicht bij te zee te kunnen gaan wonen en daar het geluk te vinden.
Jan en Maria komen de herberg binnen maar ze zien niemand. We vernemen dat Jan de verloren zoon van de familie is, die na 20 jaar afwezigheid terug thuiskomt. Hij wil dat de vrouwen hem herkennen zonder dat hij zich kenbaar maakt. Hij is teruggekomen omdat hij zich voor zijn moeder en zuster verantwoordelijk voelde. Hij wil hen gelukkig maken.
Jan wordt door de twee vrouwen ontvangen. Hij geeft een valse naam op. Hij tracht met de vrouwen kennis te maken, maar Martha weigert hem een zicht op hun leven. Jan is met de beste bedoelingen bezield, maar hij wordt niet begrepen omdat hij de waarheid niet spreekt. De moeder aarzelt om Jan te gaan doden, maar Martha gaat tegen haar moeder in.
2e bedrijf.
Jan zegt aan Martha van waar hij komt. Hij wekt bij Martha het verlangen naar de zee op, en tekent zo zijn eigen doodvonnis: Martha aarzelde immers, maar wil nu zo snel mogelijk haar verlangens bevredigen, en hiertoe Jan doden.
Jan mijmert over een oude angst die hij in zichzelf voelt opwellen. Martha brengt hem thee met een slaapmiddel. Jan drinkt van de thee op het ogenblik dat de moeder hem dat wilde verhinderen. Jan valt op bed in de slaap waaruit hij niet meer zal wakker worden. Martha discussieert met haar moeder, die tot het laatste ogenblik twijfelt.
3e bedrijf.
Het is gebeurd. Martha en haar moeder maken zich klaar om te vertrekken als ze Jans paspoort krijgen uit de handen van de oude huisbediende. Ze weten nu wie hun slachtoffer is. De moeder besluit zelfmoord te plegen. Martha verzet zich daartegen met als argument dat Jan toch al alle geneugten van het leven had geproefd. De moeder heeft volgens haar niet het recht om haar dochter die geneugten te ontzeggen. Uiteindelijk haalt Martha bakzeil en de moeder gaat zichzelf verdrinken in de rivier, dicht bij haar zoon. Martha beklaagt zichzelf, omdat ze vindt dat haar onrecht wordt aangedaan.
Maria ontdekt de gruwelijke toedracht der feiten. Martha en Maria maken ruzie waarbij Martha erg hardvochtig en gevoelloos overkomt. Zij haat de menselijke gevoelens. Uiteindelijk gaat ook zij zelfmoord plegen in haar kamer.
Maria bidt tot God dat Hij haar zou helpen. Dan komt de oude dienstbode opnieuw op het toneel en hij zegt zijn eerste woorden om te weigeren om Martha te helpen. Het stuk eindigt op de zeer negatieve noot van het woord « non ».
De vreemdeling
De vreemdeling (L’Étranger) is een roman van Albert Camus. De eerste druk verscheen in 1942 bij uitgeverij Gallimard. In 1967 maakte Luchino Visconti een verfilming. De roman wordt in het algemeen gezien als een existentialistische parabel.
De hoofdpersoon, Meursault, is een in zichzelf gekeerde, wereldvreemde man die een moord pleegt waarvoor hij ter dood wordt veroordeeld. In het eerste deel – dat vanuit het perspectief van Meursault wordt verteld (hij is de ik-figuur) – komen wat voorafging aan de moord en de moord zelf aan bod.
Meursault is kantoorbediende. Als hij bericht krijgt van de dood van zijn moeder, keert hij terug naar het dorp waar zij in een tehuis woonde. Tijdens de begrafenis toont hij geen verdriet, noch betrokkenheid. Hij blijkt een man zonder ambitie, zonder emotionele betrokkenheid bij anderen en volstrekt onverschillig tegenover het leven. Voor Meursault staat geluk gelijk aan een routinematig bestaan dat vrij is van veranderingen. Hij ontmoet Marie, een vrouw op wie hij ooit verliefd was. De dag na de begrafenis begint hij met haar een relatie.
Buurman Raymond Sintès, die er van wordt verdacht een pooier te zijn, dringt zijn vriendschap aan Meursault op. Sintès heeft een maîtresse die hij met hulp van Meursault een vuile streek levert. Haar broer (een Arabier) zweert wraak. Wanneer Meursault, Masson (een vriend van Raymond Sintès) en Sintès op het strand het pad kruisen van de broer en diens vrienden ontstaat een vechtpartij. Een van de vrienden van de Arabier trekt een mes en verwondt Raymond. Zijn vrienden brengen hem naar hun strandhuisje en wanneer Meursault terugkeert met het pistool van Sintès, komt hij weer de Arabier, de broer van de maîtresse, tegen. Door de hitte van dat moment en een verdachte beweging van de ander trekt hij het pistool en vuurt op de man. Achteraf schiet hij hem nog vier maal.
Het tweede deel van de roman behandelt de berechting van Meursault. In het proces lijkt niet zozeer de moord zelf centraal te staan, maar de vraag of Meursault in staat is berouw te tonen. Het feit dat hij geen verdriet toonde bij het overlijden van zijn moeder en dat hij zo kort na de begrafenis een relatie begon, maken hem verdacht. Dat hem verweten wordt goddeloos te zijn raakt hem niet. Gedurende het hele proces voert hij niets aan ter verdediging. Uiteindelijk wordt zijn gebrek aan berouw en schijnbare gevoelloosheid hem zwaar aangerekend, hij wordt ter dood veroordeeld.
In de dodencel krijgt Meursault bezoek van een aalmoezenier die tracht hem te bekeren. Meursault ontsteekt hierop in woede, waarna hij zich lijkt te verzoenen met zijn lot. Voor het eerst staat hij open voor de « tedere onverschilligheid van de wereld » en zijn dood zal het hoogtepunt worden van zijn absurde bestaan.
Achtergronden
Albert Camus behoorde tot de schrijvers die het existentialisme omarmden. Maar later ontwikkelde Camus een eigen visie op de zin van het bestaan (of preciezer: het ontbreken daarvan). Deze visie, die absurdisme wordt genoemd, bracht Camus voor het eerst tot uitdrukking in De Mythe van Sisyphus.
Waar het existentialisme nog een heldenrol voor de mens ziet weggelegd als hij boven zichzelf uitstijgt, onafhankelijk en zonder verantwoording te moeten afleggen werkelijk existeert, is in het absurdisme de held iemand die de – absurde – zinloosheid van het leven neemt voor wat die is en desondanks de wil heeft om verder te leven. Dit thema vormt het filosofische kader waarin De vreemdeling zich afspeelt.
Meursault is emotioneel onafhankelijk en vrij, hij treurt niet om zijn moeder die in zijn ogen ontsnapt is aan de absurditeit van het bestaan. Maar werkelijke vrijheid kent hij niet. Hij zit opgesloten in onbegrip en later wordt hem in zijn cel ook de fysieke vrijheid ontnomen. Bij het naderen van zijn dood ziet hij echter de gelegenheid ontstaan werkelijk vrij te zijn door – hoe tegenstrijdig ook – de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven te nemen. Hij hoopt dan ook vurig dat zijn executie door veel mensen zal worden bijgewoond, opdat zijn heldendom niet onopgemerkt voorbijgaat.
Meursault is allerminst een immorele of onrechtvaardige man. Hij beschouwt het als immoreel wanneer hij zijn lot zou ontlopen door zichzelf anders voor te doen dan hij werkelijk is. En zijn gevoel voor waarheid en rechtvaardigheid noodzaken hem niet toe te geven aan de dwang tot het tonen van berouw. Hij voelt geen berouw en sterft liever dan daarover te liegen.
Meursault was, net als Albert Camus zelf, een pied-noir, een ‘zwartvoet’, oftewel iemand van Europese (Franse) afkomst die leefde in de Franse kolonies in Noord-Afrika. In die zin was hij letterlijk een vreemdeling. Maar ook zijn positie als de onbegrepen held maken hem vreemd, want hij werd niet begrepen als mens.
Bron: Wikipedia
Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported licentie
- 1. Franse literatuur in de 20e eeuw (tot 1914)
- 2. Franse literatuur in de 20e eeuw (1914-1945)
- 3. Franse literatuur in de 20e eeuw (1945-1960)
- 4. Franse literatuur in de 20e eeuw (1960-1980)
- Alain-Fournier
- Albert Camus
- André Gide
- Antoine de Saint-Exupéry
- Eugène Ionesco
- François Mauriac
- Georges Perec (1936-1982)
- Georges Simenon
- Guillaume Apollinaire
- Jean Anouilh
- Jean Ray (1887-1964)
- Marguerite Yourcenar
- Michel Tournier
- Paul Bourget
- Samuel Beckett
- Tristan Tzara